De duinen
1.
De duinen zijn als logge reuzen,Geleund, gelegerd langs de zee.De vloed mag beuken, breken, brullen,Kalm lachen daar de duinen mee.
KeerzangHun wallen blijken ijzersterkNou, reuzenvolk past reuzenwerk!
2.Het water mag hun rug bespringen,Hun kop bespatten met zijn schuim.Het dreige er twintig weg te spoelen,Asa! Zij wijken niet één duim.
3.Zij weten wel: indien zij vielen,Wat lot ons land beschoren was.Waar nu het golvend koren wiegelt,Glom dra een wilde pekelplas.