Drie vrienden

1.
Drie vrienden, drie vriendenDie gingen eens op zwierZij dronken geen waterZij dronken bier
Een, twee, drijLuistert eens naar mijZij dronken geen waterZij dronken bier.
2.
Zij kozen een kafekeOp 't hoekske van de straatDaar brandde een rood lichtjeTot 's avonds laat.
3.
Madammeken en tapt er eensEen goei pint bierEn roept er eens gauwUw schoon dochterken hier
4.
Da bier da werd geschonkenEn z'hemmen het gedronkenMaar 't maske da kwam nietWant ze had een groot verdriet
5.
Heuren vrijer die had heurLeed aangedaanEn heur op de koop toeOp straat laten staan
6.
Ze zijn er dan met drieënNaar da kamerken gegaanZe spraken da maskeZo vriendelijk aan
7.
Den eerste die zeiOch schreeuw toch niet meerEen kinneken kopenDa doet toch geen zeer
8.
Den tweede die zei'k hem toch zo ne kouSchuif een beetje opEn ik leg me bij jou
9.
Da maske da zeiGe zijt gij niet goedGaat uit mijn bed of ik roep ons moe
10.
Den derde die raakteHeur zachtekens aanToen is er da maskeAl opgestaan
11.
Ze zijn er dan getrouwdAl op ne zaterdagTerwijl er in 't voituurkeAl een kinneke lag
12.
Sa vrienden, sa vriendenVoor 't lest ne goeie raadDrinkt toch geen bierAls ge naar de maskes gaat.